Tel. 035-2031162
E-mail: tim@vittorialaw.nl
Iban: NL67INGB0009432064
KvK: 80795358
Postadres: Vittoria Law | Elzenlaan 61|1214 KK Hilversum
Locatie: Olympisch Stadion 24 - 28 | 1076 DE Amsterdam
Op grond van het wetboek (artikel 150 Rv) is het uitgangspunt dat de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot het causaal verband tussen de normschending en de schade op de benadeelde rust. Daarbij geldt dat het aantonen van causaal verband is niet altijd makkelijk is. Omdat de benadeelde zich vaak in een achtergestelde positie bevindt - bijvoorbeeld in de relatie werknemer/werkgever of patiënt/ziekenhuis -, zijn er in de jurisprudentie dan ook manieren ontwikkeld om de benadeelde bij onderzekerheid over de causaliteit tegemoet te komen. Het zijn manieren die de rechter kan gebruiken om de benadeelde tegemoet te komen bij het nemen van de causaliteitsdrempel.
De gereedschapskist van de rechter
In de rechtspraak heeft de Hoge Raad de rechter een viertal 'gereedschappen' gegeven die de rechter kan inzetten bij causaliteitsonzekerheid:
Hieronder zullen alle gereedschappen afzonderlijk worden behandeld.
Vaststaande feiten
Hierbij weegt de rechter telkens de stellingen en betwistingen van partijen tegen elkaar af. Als de rechter meent dat een partij haar betwisting van de stellingen van de andere partij onvoldoende motiveert (lees: je zegt dat wat de ander zegt niet waar is, maar vertelt onvoldoende duidelijk waarom), kan de rechter aan die betwisting voorbijgaan. In dat geval staan de gestelde feiten vast: het causaal verband wordt daarmee als vaststaand aangenomen. Overwegingen in rechtspraak waarin feiten over causaal verband als vaststaand worden aangenomen, kun je met name herkennen aan de zin dat iets “onvoldoende gemotiveerd betwist” is.
Rechterlijk vermoeden
Een andere manier om aan de causaliteitsdrempel tegemoet te komen is dat de rechter op grond van zijn waardering van alle stellingen uitgaat van een vermoeden van causaal verband. Een rechter zal dit stuk gereedschap met name toepassen als hij van oordeel is dat aan de ene kant de benadeelde voldoende heeft gesteld en onderbouwd over het causaal verband, maar dat aan de andere kant de aansprakelijk gestelde partij hiertegen voldoende heeft ingebracht om toch te twijfelen aan het causaal verband.
De rechter kan er dan voor kiezen het causaal verband als voorshands bewezen te beschouwen, waarbij hij de aansprakelijk gestelde partij in de gelegenheid stelt om tegenbewijs te leveren. De bewijslast en het bewijsrisico blijven daarbij weliswaar op de benadeelde rusten, maar er wordt wel het nodig van de aansprakelijk gestelde partij verwacht. n.b. Tegenbewijs houdt overigens géén tegendeelbewijs in, waarbij de aangesproken partij het tegendeel zou moeten bewijzen dat er géén causaal verband is. Voor tegenbewijs is het afdoende dat het rechterlijk vermoeden van causaal verband wordt ontzenuwd. Kortom, je moet als aansprakelijk gestelde partij twijfel zaaien over de aanwezigheid van causaal verband, zonder dat je het ontbreken van causaal verband aan hoeft te tonen. Een rechterlijk vermoeden kun je meestal herkennen aan de zinsnede “voorshands bewezen, behoudens tegenbewijs”.
Verzwaring motiveringsplicht aansprakelijk gestelde partij
In bepaalde omstandigheden kan een rechter bepalen dat op de aangesproken partij een verzwaarde motiveringsplicht rust. Dit brengt met zich mee dat de aangesproken partij gehouden is om voldoende feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van haar betwisting. Kortom, de aangesproken partij moet goed onderbouwen waarom zij meent dat de stelling van de benadeelde onjuist is. Die feitelijke gegevens kan de benadeelde, op wie immers wél de bewijslast en het bewijsrisico omtrent het causaal verband rust, als munitie gebruiken voor het nader onderbouwen en zo nodig bewijzen van het causaal verband.
Deze verzwaring van de motiveringsplicht kent een rechter niet zomaar toe, maar slechts in het geval daar aanleiding toe bestaat. Dit is bijvoorbeeld het geval als sprake is van informatieongelijkheid tussen partijen. Dat is onder meer het geval wanneer de aangesproken partij over de feitelijke informatie beschikt die de benadeelde voor de onderbouwing van zijn aansprakelijkstelling nodig heeft, maar die hij zonder de medewerking van de aangesproken partij niet kan verkrijgen. Je kunt hierbij denken aan een benadeelde die meent dat er een fout is gemaakt tijdens een operatie in het ziekenhuis, waarbij de arts over de informatie van de operatie beschikt.
Op het moment dat er door de aangesproken partij niet aan de verzwaarde motiveringsplicht wordt voldaan – bijvoorbeeld omdat het dossier niet wordt verstrekt of niet compleet is – dan kan de rechter oordelen dat het causaal verband onvoldoende gemotiveerd betwist is en als vaststaand aangenomen wordt.
Omkering van de bewijslast
In artikel 150 Rv (slot) staat beschreven dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een omkering van de bewijslast met zich mee kan brengen. Op dat moment 'verschuift' de bewijslast en het bewijsrisico van de benadeelde naar de aansprakelijke partij. In dat geval moet de benadeelde niet langer het causaal verband stellen en bewijzen, maar ligt de gehele stelplicht en bewijslast bij de aangesproken partij. De rechter past omkering van de bewijslast met grote terughoudendheid en uitzondering toe. Omkering van de bewijslast is door de Hoge Raad slechts mogelijk in de situatie dat een partij in een onredelijk zware bewijspositie komt te verkeren door toedoen van de wederpartij, omdat de wederpartij de bewijslevering heeft gesaboteerd.
Heeft u vragen over toepassing van deze gereedschapskist, neem dan gerust contact op!
Wilt u meer lezen over wat causaal verband nu precies inhoudt, klik dan hier.
Gevestigd in Hilversum:
Elzenlaan 61 | 1214 KK | Hilversum
Bezoeklocaties:
Olympisch Stadion 24 - 28 | 1076 DE Amsterdam
Amersfoort
Krommestraat 70 | 3811 CD | Amersfoort