Onjuiste constructieberekeningen; wanneer is een constructeur aansprakelijk?
Bij veel mensen ontstaat vroeg of laat de wens om een eigen woning te laten bouwen. Hierbij kunnen verschillende, uiteenlopende wensen om de hoek komen kijken. Zo vindt de één het belangrijk dat aan het huis een overkapping wordt bevestigd. Iemand anders kan daarentegen de wens hebben om een garage te laten bouwen. Hierdoor kunnen complexe vraagstukken en problemen ontstaan, met veel verschillende partijen. Hierdoor staat niet elke partij in een contractuele relatie met elkaar. Maar wat als een partij wordt ingehuurd door een ander? Kan deze partij dan worden aangesproken op fouten? Zo ja, door wie?
De feiten
Over deze vragen boog het gerechtshof ’s Hertogenbosch zich eind december 2021. Het gaat in deze zaak om het volgende. In 2017 zijn appellanten begonnen met de realisatie van een nieuwbouwwoning met een garage. Deze garage met kelder is bedoeld voor de opslag van materialen van de onderneming van appellanten. De bouwbegeleiding van dit project lag in handen van partij A. Partij A heeft vervolgens partij B benaderd voor tekeningen en berekeningen van de beton-, staal- en houtconstructies voor het woonhuis van appellanten. Ter uitvoering van het bouwproject, hebben appellanten afspraken gemaakt met verschillende aannemers. De realisatie van de kelders hebben appellanten in handen gelegd in handen van partij C. Hiertoe hebben partijen een overeenkomst tot aanneming gesloten. Partij B had reeds een berekening gemaakt voor de aanleg van systeemvloeren. Appellanten wilden echter liever gebruik maken van ingeschaalde vloeren. Daarom heeft partij C de opdracht gegeven aan een constructeur (de wederpartij in deze zaak) om een nieuwe constructieberekeningen te maken van de kelder, inclusief de vloer van de garage.
Enige tijd later, nadat de vloer van de garage daadwerkelijk was gerealiseerd, werd appellanten duidelijk dat bij de berekening van de vloer geen rekening was gehouden met de mogelijkheid om een heftruck over de vloer te laten rijden. Halverwege 2018 heeft de constructeur dit per e-mail aan appellanten bevestigd. Vervolgens heeft de constructeur een nieuwe constructieberekening uitgevoerd. Op basis van deze nieuwe constructieberekening heeft de constructeur aanpassingen aangebracht aan de vloer van de garage. Appellanten zijn van mening dat zij schade hebben geleden omdat de vloer niet direct voldeed aan hun wensen. Volgens appellanten heeft de constructeur onrechtmatig jegens hen gehandeld, waardoor appellanten een schadevergoeding wensen te ontvangen voor de schade die zij reeds hebben geleden en die zij nog zullen lijden. De rechtbank is het echter niet eens met deze vordering, waardoor de vordering van appellanten is afgewezen. Aangezien appellanten zich niet kunnen vinden in de beslissing van de rechtbank, zijn zij in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof ’s Hertogenbosch.
De beoordeling
Het gerechtshof gaat eerst in op de relatie van de constructeur en de appellanten. Hiertoe stelt het gerechtshof vast dat appellanten de opdrachtgever waren van partij C. In het kader van de opdracht die op partij C rustte, heeft partij C de constructeur de opdracht gegeven om constructieberekeningen te maken voor de vloer van de garage. Dat betekent dat er geen directe contractuele relatie bestaat tussen de appellanten en de constructeur. Hierdoor kunnen appellanten de constructeur aanspreken op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Dit wetsartikel bepaalt dat een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt een onrechtmatige daad kan opleveren.
De constructeur stelt zich onder meer op het standpunt dat zij geen zorgplicht heeft jegens de appelanten nu deze niet zij, maar partij C haar opdrachtgever was. Het gerechtshof gaat hier niet in mee. De constructeur is in dit geval verantwoordelijk voor de constructieberekeningen van de kelder en dient daarbij de zorgvuldigheid in acht te nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dat brengt met zich dat van de constructeur mag worden verwacht dat zij een constructieberekening maakt die in dit specifieke geval als deugdelijk kan worden aangemerkt. In deze zaak heeft de constructeur bevestigd dat zij geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid om een vorkheftruck over de grond te laten rijden. Volgens het gerechtshof heeft de constructeur daarmee onzorgvuldig gehandeld jegens appellanten. De constructeur kan op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk worden gehouden voor de schade die appelanten hebben geleden. Nu ook geen sprake is van een rechtvaardigingsgrond aan de zijde van de constructeur, is zij gehouden om de schade die appelanten lijden te vergoeden.
Het is dus belangrijk dat partijen bij het verlenen van opdrachten duidelijke afspraken maken. Hiermee kunnen lange en kostbare geschillen worden voorkomen.
Bent u benieuwd naar de volledige uitspraak? U leest hem hier.





