Val van een operatiematras: is het ziekenhuis hiervoor aansprakelijk?
Een operatie is soms onvermijdelijk en vaak allesbehalve prettig. Om een operatie toch nog enigszins aangenaam te maken, moet het ziekenhuis (en haar hulpverleners) er alles aan doen om een operatie in goede banen te leiden. Dat brengt voor hulpverleners de verplichting mee om als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot op te treden. Daarnaast dient gebruik te worden gemaakt van deugdelijke hulpmiddelen. Ondanks de strenge eisen die aan zorginstellingen worden gesteld, is een ongeval soms onvermijdelijk. Maar hoe zit het met de aansprakelijkheidsstelling van een ziekenhuis bij een ongeval?
De feiten
Dat een operatie niet altijd goed verloopt, blijkt wel uit de zaak waarover de rechtbank Amsterdam zich eind 2021 moest buigen. In deze zaak ging het om het volgende. Een patiënt moet aan haar linker schouder worden geopereerd. Bij deze operatie wordt zij onder algehele narcose gebracht. Tijdens de operatie wordt patiënte op een operatiematras gelegd. Dit matras wordt vacuüm gezogen en dient ervoor om de patiënt gedurende de operatie te stabiliseren. Tijdens de operatie blijft het matras echter niet vacuüm, waardoor patiënte tijdens de operatie op de grond valt. In deze procedure staat de vraag centraal of het ziekenhuis aansprakelijk is voor de schade die patiënte stelt te hebben geleden door de val.
Volgens patiënte is het ziekenhuis toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Het gebruikte matras zou namelijk een ondeugdelijke hulpzaak zijn zoals bedoeld in artikel 6:77 BW. Een andere mogelijk zou volgens haar zijn dat één van de hulpverleners het matras lek heeft gestoken tijdens de operatie. Het ziekenhuis stelt daartegenover dat haar medewerkers gehandeld hebben op een manier die van een redelijk handelend zorgverlener onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht. Daarom zou het ziekenhuis niet tekortgeschoten zijn in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Het matras zou daarnaast nieuw zijn. Daarmee was het matras geschikt voor de operatie. Het ziekenhuis is dan ook van mening dat niet van een ondeugdelijke hulpzaak kan worden gesproken.
De beoordeling
De rechtbank stelt allereerst dat tussen patiënte en het ziekenhuis een geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat zoals bedoeld in artikel 7:446 BW. Bij de nakoming van deze overeenkomst dient het ziekenhuis de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Het ziekenhuis dient de zorg te betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Een tekortkoming van de betrokken hulpverleners die bij het ziekenhuis in dienst zijn, wordt het ziekenhuis op grond van artikel 7:462 BW aangerekend (de centrale aansprakelijkheid). Als (de medewerkers van) het ziekenhuis bij uitvoering van de behandeling gebruikt maakt van een ongeschikte hulpzaak, dan wordt dit op grond van artikel 6:77 BW aan het ziekenhuis toegerekend.
De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen wat de oorzaak is van het leeglopen van het operatiematras. De rechtbank acht twee scenario's denkbaar, maar kan niet uitsluiten welk scenario zich heeft voorgedaan.
Het eerste scenario betreft de situatie waarin het matras lek is geraakt door het toedoen van één van de hulpverleners tijdens de operatie. De rechtbank denkt hierbij aan de mogelijkheid dat één van de betrokken hulpverleners het matras heeft geraakt met een scherp instrument. Indien dit scenario wordt aangenomen, acht de rechtbank het ziekenhuis aansprakelijk. In dat geval zou het ziekenhuis namelijk niet in overeenstemming met artikel 7:453 BW hebben gehandeld: de medewerkers van het ziekenhuis hebben dan niet de zorg betracht die van een redelijk bekwaam en handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden mag worden verwacht. Verwacht mag namelijk worden dat de betrokken hulpverleners voorkomen dat één van de gebruikte instrumenten het operatiematras lek prikt.
Het tweede scenario betreft de situatie waarin het operatiematras reeds voor de operatie lek was en daardoor niet goed kon functioneren. Het ziekenhuis zou in dit geval op grond van artikel 6:77 BW aansprakelijk zijn nu gebruik wordt gemaakt van een ongeschikte medische hulpzaak. Een hulpzaak is ongeschikt indien de zaak niet voldoet aan de eisen die men daaraan kan stellen. Van een operatiematras mag logischerwijs worden verwacht dat deze gedurende de hele operatie de patiënt stabiliseert: daar is het matras immers voor bedoeld. Nu het matras tijdens de operatie is leeggelopen, kan gesproken worden van een ongeschikte medische hulpzaak. Op grond van artikel 6:77 BW is het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade die door het gebruik van de ongeschikte hulpzaak is ontstaan.
Ondanks dat de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen welk van de twee scenario’s zich daadwerkelijk heeft voorgedaan, acht de rechtbank het ziekenhuis aansprakelijk. Immers is de aansprakelijkheid in beide situaties gegeven. Omdat dit een deelgeschil betreft, oordeelt de rechter in deze zaak nog niet over de omvang van de schade en de causaliteit.
Wilt u de volledige uitspraak lezen? Klik dan hier.





